Waarom sommigen wel snel aankomen en anderen niet

Waar de één veel eet en geen grammetje lijkt aan te komen, ziet de ander het getal op de weegschaal snel stijgen. Ondanks een vergelijkbaar voedingspatroon kan de mate waarin personen aankomen sterk verschillen. Maar hoe komt het dat sommigen wel snel aankomen en anderen niet? Dat leggen we hieronder uit.

Wat speelt er een rol bij snel aankomen?

Hoeveel jij beweegt en hoeveel en wat jij eet bepalen in de eerste plaats jouw lichaamsgewicht. Hierover heb jij zelf controle en deze factoren vallen onder jouw zogenaamde omgevingsfactoren. Maar ook het pakketje genen dat je van je ouders hebt meegekregen, is gedeeltelijk van invloed.

Omgeving versus genen

Hoe jij reageert op voeding en beweging wordt namelijk deels bepaald door jouw genen. Je kunt hierbij denken aan hoe snel je vol zit van eten (het verzadigingsgevoel), in hoeverre je een goed gevoel krijgt van eten, en ook aan hoe snel jouw stofwisseling verloopt. ‘Goede’ genen zullen jou bijvoorbeeld snel vol laten voelen door eten, en ‘slechte’ genen niet.

Jouw lichaamsgewicht heeft dus te maken met verschillende factoren, waarvan jouw omgeving wél te beïnvloeden is en jouw genen een kwestie zijn van geluk – of juist pech:

  1. Omgevingsfactoren: jouw voedings- en bewegingspatroon
  2. Genetische factoren: de erfelijke eigenschappen die je van je ouders hebt meegekregen (bijvoorbeeld de snelheid van jouw stofwisseling)

Een voorbeeld uit de onderzoekswereld

Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar deze genetische factoren in relatie tot overgewicht. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek uit 2019 gepubliceerd in het tijdschrift PLOS Genetics. Onderzoekers uit het Verenigd Koninkrijk vergeleken het DNA van een grote groep gezonde dunne vrijwilligers met die van een grote groep vrijwilligers met (zwaar) overgewicht.

Door gebruik te maken van een controlegroep van mensen met een normaal gewicht, ontdekten ze genetische verschillen tussen gezonde dunne mensen en mensen met (zwaar) overgewicht. Participanten uit de dunne groep hadden minder genetische varianten die geassocieerd waren met een verhoging van het lichaamsgewicht.

Wanneer heb je een gezond gewicht?

Als we het hebben over overgewicht, hebben we het over te veel lichaamsvet in verhouding tot iemands lengte. Een maat die je waarschijnlijk bekend in de oren zal klinken is de Body Mass Index (BMI). Deze maat bepaalt of jouw gewicht valt binnen het optimale spectrum voor jouw lengte. Als dit getal tussen de 18,5 en 25 uitkomt, zit je volgens deze maat op een gezond gewicht.

Meten is weten

Maar dit is niet altijd het geval. Wanneer iemand veel sport en daarom veel zwaar spiermassa bezit, kan diegene een hoog BMI hebben zónder ongezond te zijn. Ook voor zwangere vrouwen is het berekenen van de BMI geen betrouwbare maat.

Om een echt goed beeld te verkrijgen van jouw huidige toestand, kun je een vetmeting doen. Uit zo’n vetmeting wordt jouw vetpercentage duidelijk. Een gezonde toestand voor vrouwen wisselt tussen de 14 en 31 procent en voor mannen tussen de 8 en 25 procent, afhankelijk van de leeftijd.

Meten is weten

Wat is jouw aanleg voor overgewicht?

Val jij onder de mensen die snel aankomen of juist niet? Weten of je een lage, gemiddelde of hoge aanleg hebt voor overgewicht kan helpen in het maken van geïnformeerde keuzes die goed bij jouw lichaam passen. Kennis is macht: op jouw genen heb je geen invloed, maar met de kennis ervan op zak kun jij jouw leefstijl hierop aanpassen.

In ons Nutrigenomics-rapport kijken wij naar 30 verschillende genen die gelinkt zijn aan overgewicht. De rol van deze genen zijn door meerdere wetenschappelijke studies bewezen en geeft daarmee een betrouwbaar beeld. Naast overgewicht kijken wij in dit DNA-rapport ook naar jouw optimale ratio macronutriënten en naar jouw risico’s op tekorten aan micronutriënten. Schaf het rapport hier aan.